Surah يُونُسَ (Al-Faatiha) - Ayah 27

Periode: Mekkaans

10:27

وَالَّذِينَ كَسَبُوا السَّيِّئَاتِ جَزَاءُ سَيِّئَةٍ بِمِثْلِهَا وَتَرْهَقُهُمْ ذِلَّةٌ ۖ مَّا لَهُم مِّنَ اللَّهِ مِنْ عَاصِمٍ ۖ كَأَنَّمَا أُغْشِيَتْ وُجُوهُهُمْ قِطَعًا مِّنَ اللَّيْلِ مُظْلِمًا ۚ أُولَٰئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ ۖ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ

En degenen die slechte daden hebben gepleegd, de vergoeding van een slechte daad is gelijkwaardig daaraan, en een vernedering zal hun (gezichten) bedekken. Zij zullen voor Allah geen verdediger hebben. Hun gezichten zullen bedekt zijn zoals zij zijn, met stukken van de duisternis van de nacht. Zij zijn de bewoners van het vuur, zij zullen daarin voor altijd verblijven.