Surah يُونُسَ (Al-Faatiha) - Ayah 71

Periode: Mekkaans

10:71

وَاتْلُ عَلَيْهِمْ نَبَأَ نُوحٍ إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِ يَا قَوْمِ إِن كَانَ كَبُرَ عَلَيْكُم مَّقَامِي وَتَذْكِيرِي بِآيَاتِ اللَّهِ فَعَلَى اللَّهِ تَوَكَّلْتُ فَأَجْمِعُوا أَمْرَكُمْ وَشُرَكَاءَكُمْ ثُمَّ لَا يَكُنْ أَمْرُكُمْ عَلَيْكُمْ غُمَّةً ثُمَّ اقْضُوا إِلَيَّ وَلَا تُنظِرُونِ

En reciteer voor hen het nieuws van Noah, toen hij tot zijn volk zei:” O, mijn volk, als mijn verblijf en mijn herinnering van de tekenen van Allah moeilijk voor jullie is, dan leg ik mijn vertrouwen in Allah. En jullie je plannen beraadslagen, jullie en jullie deelgenoten, en laat jullie plan niet een twijfel voor jullie zijn. Geef mij dan mijn straf en geef mij geen uitstel.