الفِيلِ - Al-Fil

Periode: Mekkaans

Verzen: 5

105:1

أَلَمْ تَرَ كَيْفَ فَعَلَ رَبُّكَ بِأَصْحَابِ الْفِيلِ

Heb jij (o Mohammed) hoe jouw Heer de metgezellen van de olifanten behandelde?

105:2

أَلَمْ يَجْعَلْ كَيْدَهُمْ فِي تَضْلِيلٍ

Heeft Hij hun plan (om de Ka’ba te vernietigen) dan niet tot een dwaalspoor gebracht.

105:3

وَأَرْسَلَ عَلَيْهِمْ طَيْرًا أَبَابِيلَ

Door zwermen vogels naar hen toe te sturen.

105:4

تَرْمِيهِم بِحِجَارَةٍ مِّن سِجِّيلٍ

Die hen met brandende stenen troffen.

105:5

فَجَعَلَهُمْ كَعَصْفٍ مَّأْكُولٍ

En hij maakte hen als opgegeten graan.