Surah هُودٍ (Al-Faatiha) - Ayah 35

Periode: Mekkaans

11:35

أَمْ يَقُولُونَ افْتَرَاهُ ۖ قُلْ إِنِ افْتَرَيْتُهُ فَعَلَيَّ إِجْرَامِي وَأَنَا بَرِيءٌ مِّمَّا تُجْرِمُونَ

En zij zeiden: “Hij heeft het verzonnen.” Zeg: “Als ik het verzonnen had dan zou ik een misdaad hebben begaan, maar ik ben onschuldig van (al) die misdaden die jullie plegen.”