Surah هُودٍ (Al-Faatiha) - Ayah 48

Periode: Mekkaans

11:48

قِيلَ يَا نُوحُ اهْبِطْ بِسَلَامٍ مِّنَّا وَبَرَكَاتٍ عَلَيْكَ وَعَلَىٰ أُمَمٍ مِّمَّن مَّعَكَ ۚ وَأُمَمٌ سَنُمَتِّعُهُمْ ثُمَّ يَمَسُّهُم مِّنَّا عَذَابٌ أَلِيمٌ

Er werd gezegd: “O Noah! Daal ervan af met vrede van Ons en zegeningen voor jou en de mensen die met jou zijn maar (er zal een ander) volk (zijn) aan wie Wij het genoegen schenken maar die tenslotte een pijnlijke bestraffing van Ons krijgen (door hun ongeloof en verderf)."