Surah يُوسُفَ (Al-Faatiha) - Ayah 5

Periode: Mekkaans

12:5

قَالَ يَا بُنَيَّ لَا تَقْصُصْ رُؤْيَاكَ عَلَىٰ إِخْوَتِكَ فَيَكِيدُوا لَكَ كَيْدًا ۖ إِنَّ الشَّيْطَانَ لِلْإِنسَانِ عَدُوٌّ مُّبِينٌ

Hij zei: “O mijn zoon! Vertel je visioen niet aan jouw broers, want anders zullen zij tegen jou samenzweren. Waarlijk! Sheitan is voor de mens een openlijke vijand!"