Surah يُوسُفَ (Al-Faatiha) - Ayah 78

Periode: Mekkaans

12:78

قَالُوا يَا أَيُّهَا الْعَزِيزُ إِنَّ لَهُ أَبًا شَيْخًا كَبِيرًا فَخُذْ أَحَدَنَا مَكَانَهُ ۖ إِنَّا نَرَاكَ مِنَ الْمُحْسِنِينَ

Zij zeiden: “O, Heerser van het land! Waarlijk, hij heeft een oude vader; neem dus één van ons in zijn plaats. Voorwaar, wij denken dat u één van de weldoeners bent."