Surah الرَّعۡدِ (Al-Faatiha) - Ayah 23

Periode: Medinees

13:23

جَنَّاتُ عَدْنٍ يَدْخُلُونَهَا وَمَن صَلَحَ مِنْ آبَائِهِمْ وَأَزْوَاجِهِمْ وَذُرِّيَّاتِهِمْ ۖ وَالْمَلَائِكَةُ يَدْخُلُونَ عَلَيْهِم مِّن كُلِّ بَابٍ

Eeuwige tuinen van het (‘Adn) paradijs, waar zij zullen binnentreden en (ook) degenen van hun vaders, en hun vrouwen en hun kinderen die rechtvaardig handelen. En de engelen zullen door elke poort tot hen binnentreden (zeggende):