Surah الرَّعۡدِ (Al-Faatiha) - Ayah 38

Periode: Medinees

13:38

وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا رُسُلًا مِّن قَبْلِكَ وَجَعَلْنَا لَهُمْ أَزْوَاجًا وَذُرِّيَّةً ۚ وَمَا كَانَ لِرَسُولٍ أَن يَأْتِيَ بِآيَةٍ إِلَّا بِإِذْنِ اللَّهِ ۗ لِكُلِّ أَجَلٍ كِتَابٌ

Voorwaar, Wij hebben boodschappers gezonden – die jou (o, Mohammed) zijn voorgegaan – en hen (allen) voorzien van zowel vrouwen als een nageslacht. En het was niet aan een boodschapper om een teken te brengen behalve dan met Allahs toestemming. Voor elke zaak is er een besluit.