Surah النَّحۡلِ (Al-Faatiha) - Ayah 108

Periode: Mekkaans

16:108

أُولَٰئِكَ الَّذِينَ طَبَعَ اللَّهُ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ وَسَمْعِهِمْ وَأَبْصَارِهِمْ ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْغَافِلُونَ

Dat zijn degenen wiens harten, oren en ogen door Allah gezegeld zijn. En zij zijn de achtelozen!