Surah الإِسۡرَاءِ (Al-Faatiha) - Ayah 60

Periode: Mekkaans

17:60

وَإِذْ قُلْنَا لَكَ إِنَّ رَبَّكَ أَحَاطَ بِالنَّاسِ ۚ وَمَا جَعَلْنَا الرُّؤْيَا الَّتِي أَرَيْنَاكَ إِلَّا فِتْنَةً لِّلنَّاسِ وَالشَّجَرَةَ الْمَلْعُونَةَ فِي الْقُرْآنِ ۚ وَنُخَوِّفُهُمْ فَمَا يَزِيدُهُمْ إِلَّا طُغْيَانًا كَبِيرًا

En (gedenk) dat toen Wij jullie vertelden: “Waarlijk! Jullie Heer heeft de mensheid omringd.” En Wij schonken het inzicht wat Wij aan jou als een beproeving voor de mensheid lieten zien en ook de vervloekte boom in de Qor’aan, Wij waarschuwden en maakten hen bang maar het deed hen slechts toenemen in slechtheid, een groot ongeloof, onderdrukking en ongehoorzaamheid aan Allah.