Surah الإِسۡرَاءِ (Al-Faatiha) - Ayah 83

Periode: Mekkaans

17:83

وَإِذَا أَنْعَمْنَا عَلَى الْإِنسَانِ أَعْرَضَ وَنَأَىٰ بِجَانِبِهِ ۖ وَإِذَا مَسَّهُ الشَّرُّ كَانَ يَئُوسًا

En toen Wij Onze gunsten over de mens gaven, keerde hij zich af en werd arrogant, ver van het rechte pad. En als het kwaad hem raakt is hij in grote wanhoop.