Surah الكَهۡفِ (Al-Faatiha) - Ayah 10

Periode: Mekkaans

18:10

إِذْ أَوَى الْفِتْيَةُ إِلَى الْكَهْفِ فَقَالُوا رَبَّنَا آتِنَا مِن لَّدُنكَ رَحْمَةً وَهَيِّئْ لَنَا مِنْ أَمْرِنَا رَشَدًا

(Gedenk) toen de jonge mannen naar de Grot vluchten, zij zeiden: “Onze Heer! Schenk ons genade van U en vergemakkelijk onze zaak op een succesvolle manier!”