Surah الكَهۡفِ (Al-Faatiha) - Ayah 33

Periode: Mekkaans

18:33

كِلْتَا الْجَنَّتَيْنِ آتَتْ أُكُلَهَا وَلَمْ تَظْلِم مِّنْهُ شَيْئًا ۚ وَفَجَّرْنَا خِلَالَهُمَا نَهَرًا

Elk van deze twee tuinen bracht haar vruchten voort, en deed niet in het minst daarin tekort en Wij zorgden voor een rivier die tussen hen doorstroomde.