Surah الكَهۡفِ (Al-Faatiha) - Ayah 51

Periode: Mekkaans

18:51

مَّا أَشْهَدتُّهُمْ خَلْقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَلَا خَلْقَ أَنفُسِهِمْ وَمَا كُنتُ مُتَّخِذَ الْمُضِلِّينَ عَضُدًا

(Allah) maakte hen niet tot getuige van de schepping van de hemelen en de aarde en (zelfs) niet hun eigen schepping noch zou hij de misleiders als helpers nemen.