Surah الكَهۡفِ (Al-Faatiha) - Ayah 86

Periode: Mekkaans

18:86

حَتَّىٰ إِذَا بَلَغَ مَغْرِبَ الشَّمْسِ وَجَدَهَا تَغْرُبُ فِي عَيْنٍ حَمِئَةٍ وَوَجَدَ عِندَهَا قَوْمًا ۗ قُلْنَا يَا ذَا الْقَرْنَيْنِ إِمَّا أَن تُعَذِّبَ وَإِمَّا أَن تَتَّخِذَ فِيهِمْ حُسْنًا

Tot hij de plaats bereikte waar de zon ondergaat, ontdekte hij dat zij ondergaat in een bron van zwart modderig water. En in de nabijheid vond hij een volk. Wij zeiden: “O, Dhoel-Qanain! Of je bestraft hen of je behandelt hen goed.”