Surah مَرۡيَمَ (Al-Faatiha) - Ayah 29

Periode: Mekkaans

19:29

فَأَشَارَتْ إِلَيْهِ ۖ قَالُوا كَيْفَ نُكَلِّمُ مَن كَانَ فِي الْمَهْدِ صَبِيًّا

Toen wees zij naar hem. Zij zeiden: “Hoe kunnen wij met iemand praten die nog een kind in de wieg is?”