Surah مَرۡيَمَ (Al-Faatiha) - Ayah 52

Periode: Mekkaans

19:52

وَنَادَيْنَاهُ مِن جَانِبِ الطُّورِ الْأَيْمَنِ وَقَرَّبْنَاهُ نَجِيًّا

En Wij riepen hem van de rechterkant van de berg, en lieten hem in Onze nabijheid komen voor een gesprek met hem (Moesa).