Surah البَقَرَةِ (Al-Faatiha) - Ayah 36

Periode: Medinees

2:36

فَأَزَلَّهُمَا الشَّيْطَانُ عَنْهَا فَأَخْرَجَهُمَا مِمَّا كَانَا فِيهِ ۖ وَقُلْنَا اهْبِطُوا بَعْضُكُمْ لِبَعْضٍ عَدُوٌّ ۖ وَلَكُمْ فِي الْأَرْضِ مُسْتَقَرٌّ وَمَتَاعٌ إِلَىٰ حِينٍ

Toen liet sheitan hen daaruit (het paradijs) glijden en verwijderde hen van waar zij waren. Wij zeiden: “Ga naar beneden, allemaal, met vijandigheid tussen jullie. Op de aarde zal een woonplaats voor jullie zijn en voor een zekere tijd vermaak.”