Surah طه (Al-Faatiha) - Ayah 120

Periode: Mekkaans

20:120

فَوَسْوَسَ إِلَيْهِ الشَّيْطَانُ قَالَ يَا آدَمُ هَلْ أَدُلُّكَ عَلَىٰ شَجَرَةِ الْخُلْدِ وَمُلْكٍ لَّا يَبْلَىٰ

Daarop fluisterde sjaitaan hem in (het oor): “O Adam! Zal ik je naar de ‘boom van het eeuwige leven’ leiden, en naar een koninkrijk dat nooit zal vergaan?”