Surah طه (Al-Faatiha) - Ayah 18

Periode: Mekkaans

20:18

قَالَ هِيَ عَصَايَ أَتَوَكَّأُ عَلَيْهَا وَأَهُشُّ بِهَا عَلَىٰ غَنَمِي وَلِيَ فِيهَا مَآرِبُ أُخْرَىٰ

Hij zei: “Dit is mijn stok waarop ik leun en waarmee ik takken neerhaal voor mijn schapen en waarin andere voordelen zitten.”