Surah طه (Al-Faatiha) - Ayah 88

Periode: Mekkaans

20:88

فَأَخْرَجَ لَهُمْ عِجْلًا جَسَدًا لَّهُ خُوَارٌ فَقَالُوا هَٰذَا إِلَٰهُكُمْ وَإِلَٰهُ مُوسَىٰ فَنَسِيَ

Toen nam hij voor hen het beeld van een kalf dat loeide (door de wind) Zij zeiden: “Dit is jouw god en de god van Moesa, maar (Moesa) is (zijn god) vergeten.”