Surah الأَنبِيَاءِ (Al-Faatiha) - Ayah 29

Periode: Mekkaans

21:29

وَمَن يَقُلْ مِنْهُمْ إِنِّي إِلَٰهٌ مِّن دُونِهِ فَذَٰلِكَ نَجْزِيهِ جَهَنَّمَ ۚ كَذَٰلِكَ نَجْزِي الظَّالِمِينَ

En als één van hen zou zeggen: “Waarlijk, ik ben een god naast Hem,” zo iemand zouden Wij met de hel vergoeden. Zo vergoeden wij de onrechtvaardigen.