Surah الأَنبِيَاءِ (Al-Faatiha) - Ayah 3

Periode: Mekkaans

21:3

لَاهِيَةً قُلُوبُهُمْ ۗ وَأَسَرُّوا النَّجْوَى الَّذِينَ ظَلَمُوا هَلْ هَٰذَا إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُكُمْ ۖ أَفَتَأْتُونَ السِّحْرَ وَأَنتُمْ تُبْصِرُونَ

Achteloos zijn hun harten (leeg aan kennis en aanbidding), degenen die zonden begaan verbergen hun privé-beraadslagingen (zeggende): “Is die (Mohammed vrede zij met hem) meer dan een mens zoals jullie? Zullen jullie je aan toverij onderwerpen terwijl jullie het zien?”