Surah المُؤۡمِنُونَ (Al-Faatiha) - Ayah 24

Periode: Mekkaans

23:24

فَقَالَ الْمَلَأُ الَّذِينَ كَفَرُوا مِن قَوْمِهِ مَا هَٰذَا إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُكُمْ يُرِيدُ أَن يَتَفَضَّلَ عَلَيْكُمْ وَلَوْ شَاءَ اللَّهُ لَأَنزَلَ مَلَائِكَةً مَّا سَمِعْنَا بِهَٰذَا فِي آبَائِنَا الْأَوَّلِينَ

Maar de stamhoofden van degenen die onder zijn volk ongelovig waren, zeiden: “Hij is niet meer dan een mens zoals jullie, hij probeert zichzelf boven jullie te stellen. Als Allah het gewild had, dan had Hij beslist engelen neergezonden; nog nooit hebben wij zoiets gehoord van de vaders van de ouderen.