Surah الفُرۡقَانِ (Al-Faatiha) - Ayah 40

Periode: Mekkaans

25:40

وَلَقَدْ أَتَوْا عَلَى الْقَرْيَةِ الَّتِي أُمْطِرَتْ مَطَرَ السَّوْءِ ۚ أَفَلَمْ يَكُونُوا يَرَوْنَهَا ۚ بَلْ كَانُوا لَا يَرْجُونَ نُشُورًا

En voorwaar, zij (de ongelovigen) zijn bij de stad gekomen waarop de kwade regen was gevallen. Hebben zij het dan niet gezien? Nee! Maar zij wensen niet opgewekt te worden.