Surah القَصَصِ (Al-Faatiha) - Ayah 25

Periode: Mekkaans

28:25

فَجَاءَتْهُ إِحْدَاهُمَا تَمْشِي عَلَى اسْتِحْيَاءٍ قَالَتْ إِنَّ أَبِي يَدْعُوكَ لِيَجْزِيَكَ أَجْرَ مَا سَقَيْتَ لَنَا ۚ فَلَمَّا جَاءَهُ وَقَصَّ عَلَيْهِ الْقَصَصَ قَالَ لَا تَخَفْ ۖ نَجَوْتَ مِنَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ

Toen kwam één van de twee vrouwen schaamtevol (zo hoort de moslima te zijn, schaamtevol, vandaar ook haar Hidjaab) naar hem toe lopen. Zij zei: “Waarlijk, mijn vader roept u zodat hij u kan belonen voor het voeden (van onze kudde) voor ons.” Toen hij dus tot hem kwam en hem het verhaal vertelde, zei hij: “Vrees niet. Jij bent ontsnapt van het volk dat onrechtvaardig is.”