Surah القَصَصِ (Al-Faatiha) - Ayah 82

Periode: Mekkaans

28:82

وَأَصْبَحَ الَّذِينَ تَمَنَّوْا مَكَانَهُ بِالْأَمْسِ يَقُولُونَ وَيْكَأَنَّ اللَّهَ يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَن يَشَاءُ مِنْ عِبَادِهِ وَيَقْدِرُ ۖ لَوْلَا أَن مَّنَّ اللَّهُ عَلَيْنَا لَخَسَفَ بِنَا ۖ وَيْكَأَنَّهُ لَا يُفْلِحُ الْكَافِرُونَ

En degenen die een dag eerder (een positie als) zijn positie hadden gewenst begonnen te zeggen: “Weten jullie niet dat het Allah is Die de voorziening vergroot voor wie Hij maar wilt van Zijn dienaren of vermindert. Als het niet was geweest dat Allah ons begunstigd had, dan zou Hij ervoor kunnen zorgen dat de aarde ons (ook) opzwelgt! Weten jullie niet dat de ongelovigen nooit zullen slagen.”