Surah آلِ عِمۡرَانَ (Al-Faatiha) - Ayah 136

Periode: Medinees

3:136

أُولَٰئِكَ جَزَاؤُهُم مَّغْفِرَةٌ مِّن رَّبِّهِمْ وَجَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا ۚ وَنِعْمَ أَجْرُ الْعَامِلِينَ

Hiervoor is de beloning vergeving van hun Heer en tuinen waar rivieren onderdoor stromen, waarin zij voor altijd zullen verblijven. Hoe uitmuntend is hun beloning voor de daders.