Surah آلِ عِمۡرَانَ (Al-Faatiha) - Ayah 18

Periode: Medinees

3:18

شَهِدَ اللَّهُ أَنَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ وَالْمَلَائِكَةُ وَأُولُو الْعِلْمِ قَائِمًا بِالْقِسْطِ ۚ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ

Allah getuigt dat niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Hij, en de engelen en degenen die kennis hebben (getuigen ook); (Hij) onderhoudt (altijd) rechtvaardig Zijn schepping. Niemand heeft het recht om aanbeden te worden behalve Hij, de Almachtige, de Alwijze.