Surah آلِ عِمۡرَانَ (Al-Faatiha) - Ayah 193

Periode: Medinees

3:193

رَّبَّنَا إِنَّنَا سَمِعْنَا مُنَادِيًا يُنَادِي لِلْإِيمَانِ أَنْ آمِنُوا بِرَبِّكُمْ فَآمَنَّا ۚ رَبَّنَا فَاغْفِرْ لَنَا ذُنُوبَنَا وَكَفِّرْ عَنَّا سَيِّئَاتِنَا وَتَوَفَّنَا مَعَ الْأَبْرَارِ

Onze Heer! Waarlijk, wij hebben de roep van één gehoord, roepend tot het geloof: “Geloof in jullie Heer” en wij hebben geloofd. Onze Heer! Vergeef ons onze zonden en scheld ons onze kwade daden kwijt en laat ons in een toestand van rechtvaardigheid sterven tezamen met degenen die gehoorzaam zijn aan Allah en nauwgezet Zijn bevelen volgen.