Surah آلِ عِمۡرَانَ (Al-Faatiha) - Ayah 38

Periode: Medinees

3:38

هُنَالِكَ دَعَا زَكَرِيَّا رَبَّهُ ۖ قَالَ رَبِّ هَبْ لِي مِن لَّدُنكَ ذُرِّيَّةً طَيِّبَةً ۖ إِنَّكَ سَمِيعُ الدُّعَاءِ

In die tijd riep Zacharias zijn Heer aan, zeggende: “O, mijn Heer! Geef mij van U een goed nageslacht. U bent waarlijk de Alhorende van de oproep.”