Surah آلِ عِمۡرَانَ (Al-Faatiha) - Ayah 87

Periode: Medinees

3:87

أُولَٰئِكَ جَزَاؤُهُمْ أَنَّ عَلَيْهِمْ لَعْنَةَ اللَّهِ وَالْمَلَائِكَةِ وَالنَّاسِ أَجْمَعِينَ

Zij zijn degenen wiens vergoeding het is dat op hen de vloek van Allah, van de engelen en de mensheid (rust).