Surah الرُّومِ (Al-Faatiha) - Ayah 19

Periode: Mekkaans

30:19

يُخْرِجُ الْحَيَّ مِنَ الْمَيِّتِ وَيُخْرِجُ الْمَيِّتَ مِنَ الْحَيِّ وَيُحْيِي الْأَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَا ۚ وَكَذَٰلِكَ تُخْرَجُونَ

(Gedenk Hem dus veelvuldig want) Hij brengt de levenden voort uit de doden (een mens uit een zaad- en eicel, een vogel uit een ei; en een gelovige uit een ongelovige) en (het is ook) Hij die de doden voortbrengt uit de levenden. En (d.m.v. regenwater) doet Hij de (dorre) aarde (na een periode van droogte) herleven na haar dood. En (zo ook) zullen jullie (bij de wederopstaning uit jullie graven) worden voortgebracht (voor de uiteindelijke afrekening).