Surah السَّجۡدَةِ (Al-Faatiha) - Ayah 16

Periode: Mekkaans

32:16

تَتَجَافَىٰ جُنُوبُهُمْ عَنِ الْمَضَاجِعِ يَدْعُونَ رَبَّهُمْ خَوْفًا وَطَمَعًا وَمِمَّا رَزَقْنَاهُمْ يُنفِقُونَ

Hun zijden verlaten hun bedden, om hun Heer vol hoop en vrees te smeken en geven uit (aan liefdadigheid) van hetgeen waarmee Wij hen hebben voorzien.