Surah الأَحۡزَابِ (Al-Faatiha) - Ayah 38

Periode: Medinees

33:38

مَّا كَانَ عَلَى النَّبِيِّ مِنْ حَرَجٍ فِيمَا فَرَضَ اللَّهُ لَهُ ۖ سُنَّةَ اللَّهِ فِي الَّذِينَ خَلَوْا مِن قَبْلُ ۚ وَكَانَ أَمْرُ اللَّهِ قَدَرًا مَّقْدُورًا

Er is geen blaam voor de Profeet in dat wat Allah voor hem wettig heeft gemaakt. Dat is Allah's weg geweest met degenen die daarvoor zijn heengegaan. En het bevel van Allah is een vastgestelde beschikking.