Surah الأَحۡزَابِ (Al-Faatiha) - Ayah 51

Periode: Medinees

33:51

تُرْجِي مَن تَشَاءُ مِنْهُنَّ وَتُؤْوِي إِلَيْكَ مَن تَشَاءُ ۖ وَمَنِ ابْتَغَيْتَ مِمَّنْ عَزَلْتَ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْكَ ۚ ذَٰلِكَ أَدْنَىٰ أَن تَقَرَّ أَعْيُنُهُنَّ وَلَا يَحْزَنَّ وَيَرْضَيْنَ بِمَا آتَيْتَهُنَّ كُلُّهُنَّ ۚ وَاللَّهُ يَعْلَمُ مَا فِي قُلُوبِكُمْ ۚ وَكَانَ اللَّهُ عَلِيمًا حَلِيمًا

Jij kan weren wie je van hen wenst en je mag terugnemen wie je wenst. En wie je ook wilt van degenen die je opzij hebt gezet, het is geen zonde voor jou dat is beter; dat zij tevreden zijn en niet bedroefd en dat zij blij zijn met alles wat je hen geeft. Allah weet wat in jullie harten is. En Allah is Alwetend, meest Verdraagzaam.