Surah سَبَإٍ (Al-Faatiha) - Ayah 41

Periode: Mekkaans

34:41

قَالُوا سُبْحَانَكَ أَنتَ وَلِيُّنَا مِن دُونِهِم ۖ بَلْ كَانُوا يَعْبُدُونَ الْجِنَّ ۖ أَكْثَرُهُم بِهِم مُّؤْمِنُونَ

Zij zullen zeggen: “Verheven bent U! U bent onze beschermer in plaats van hun. Zeker niet! Zij aanbaden de (duivelse) djinn (gewillig) en geloofden (hetgeen de duivels hen voorlogen).”