Surah الصَّافَّاتِ (Al-Faatiha) - Ayah 51

Periode: Mekkaans

37:51

قَالَ قَائِلٌ مِّنْهُمْ إِنِّي كَانَ لِي قَرِينٌ

Een spreker van hen zal zeggen: “Waarlijk, ik had een metgezel (in het wereldse leven),