Surah غَافِرٍ (Al-Faatiha) - Ayah 31

Periode: Mekkaans

40:31

مِثْلَ دَأْبِ قَوْمِ نُوحٍ وَعَادٍ وَثَمُودَ وَالَّذِينَ مِن بَعْدِهِمْ ۚ وَمَا اللَّهُ يُرِيدُ ظُلْمًا لِّلْعِبَادِ

Net als het lot van het volk van Noeh en ‘Ad en Thamoed en degenen die na hen kwamen. En Allah wil geen onrechtvaardigheid voor (Zijn) dienaren.