Surah فُصِّلَتۡ (Al-Faatiha) - Ayah 49

Periode: Mekkaans

41:49

لَّا يَسْأَمُ الْإِنسَانُ مِن دُعَاءِ الْخَيْرِ وَإِن مَّسَّهُ الشَّرُّ فَيَئُوسٌ قَنُوطٌ

De mens krijgt er nooit genoeg van om het goede te vragen, maar als het kwaad hem raakt, dan geeft hij alle hoop op en is verloren in wanhoop.