Surah الشُّورَىٰ (Al-Faatiha) - Ayah 14

Periode: Mekkaans

42:14

وَمَا تَفَرَّقُوا إِلَّا مِن بَعْدِ مَا جَاءَهُمُ الْعِلْمُ بَغْيًا بَيْنَهُمْ ۚ وَلَوْلَا كَلِمَةٌ سَبَقَتْ مِن رَّبِّكَ إِلَىٰ أَجَلٍ مُّسَمًّى لَّقُضِيَ بَيْنَهُمْ ۚ وَإِنَّ الَّذِينَ أُورِثُوا الْكِتَابَ مِن بَعْدِهِمْ لَفِي شَكٍّ مِّنْهُ مُرِيبٍ

En zij verdeelden niet totdat er kennis tot hen gekomen is, door egoïstische overtreding onder henzelf. En was het niet voor het woord geweest dat van jullie Heer al eerder voort is gekomen voor een vastgestelde termijn, dan zou de zaak tussen hen beslecht zijn. En waarlijk degenen die het Boek hebben geërfd verkeren hierover in grote twijfel.