Surah الفَتۡحِ (Al-Faatiha) - Ayah 17

Periode: Medinees

48:17

لَّيْسَ عَلَى الْأَعْمَىٰ حَرَجٌ وَلَا عَلَى الْأَعْرَجِ حَرَجٌ وَلَا عَلَى الْمَرِيضِ حَرَجٌ ۗ وَمَن يُطِعِ اللَّهَ وَرَسُولَهُ يُدْخِلْهُ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ ۖ وَمَن يَتَوَلَّ يُعَذِّبْهُ عَذَابًا أَلِيمًا

Geen blaam of zonde zal er zijn voor de blinden, noch voor de kreupelen, en evenmin voor de zieken (door het nalaten van djihaad). En al wie Allah en Zijn boodschapper gehoorzaamt, zal door Hem worden toegelaten tot tuinen waar rivieren onderdoor stromen. En al wie zich afkeert, zal door Hem met een pijnlijke bestraffing worden bestraft.