Surah المَائـِدَةِ (Al-Faatiha) - Ayah 103

Periode: Medinees

5:103

مَا جَعَلَ اللَّهُ مِن بَحِيرَةٍ وَلَا سَائِبَةٍ وَلَا وَصِيلَةٍ وَلَا حَامٍ ۙ وَلَٰكِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا يَفْتَرُونَ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ ۖ وَأَكْثَرُهُمْ لَا يَعْقِلُونَ

Allah heeft niet zaken als kamelenmerrie met gespleten oren of over de losgelaten kamelenmerrie of over de ooi die met de ram een tweeling vormt of over de niet meer te belasten kamelenhengst ingesteld (omdat de ongelovigen zelf regels verzonnen betreft hun dieren die ze hadden). Maar de ongelovigen verzinnen leugens over Allah en de meeste van hen hebben geen begrip.