5:79
كَانُوا لَا يَتَنَاهَوْنَ عَن مُّنكَرٍ فَعَلُوهُ ۚ لَبِئْسَ مَا كَانُوا يَفْعَلُونَZij weerhielden elkaar niet van de ‘moenkar’ (nl. onrecht, zonden, misdaden, afgoderij, ongeloof, e.a.) die zij bedreven (en verbraken de verdragen). Hoe slecht was hetgene dat zij verrichtten?