Surah القَمَرِ (Al-Faatiha) - Ayah 31

Periode: Mekkaans

54:31

إِنَّا أَرْسَلْنَا عَلَيْهِمْ صَيْحَةً وَاحِدَةً فَكَانُوا كَهَشِيمِ الْمُحْتَظِرِ

Waarlijk, Wij stuurden tot hen een enkele (vreselijke) schreeuw en zij werden als droog, vertrapt stro.