Surah الأَنۡعَامِ (Al-Faatiha) - Ayah 147

Periode: Mekkaans

6:147

فَإِن كَذَّبُوكَ فَقُل رَّبُّكُمْ ذُو رَحْمَةٍ وَاسِعَةٍ وَلَا يُرَدُّ بَأْسُهُ عَنِ الْقَوْمِ الْمُجْرِمِينَ

Als zij jou voorliegen, moet je zeggen: “Jouw Heer is de Eigenaar van een grote genade, en nooit zal Zijn toorn zich afkeren van de mensen die misdadigers zijn.“