61:1
سَبَّحَ لِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ ۖ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُWat zich in de hemelen bevindt en op aarde verheerlijkt Allah. En Hij is de Almachtige, de Alwijze.
Periode: Medinees
Verzen: 14
سَبَّحَ لِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ ۖ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُWat zich in de hemelen bevindt en op aarde verheerlijkt Allah. En Hij is de Almachtige, de Alwijze.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لِمَ تَقُولُونَ مَا لَا تَفْعَلُونَO, jullie die geloven! Waarom zeggen jullie datgene wat jullie niet doen?
كَبُرَ مَقْتًا عِندَ اللَّهِ أَن تَقُولُوا مَا لَا تَفْعَلُونَHet meest gehaat in het aangezicht van Allah is dat jullie zeggen wat jullie niet doen.
إِنَّ اللَّهَ يُحِبُّ الَّذِينَ يُقَاتِلُونَ فِي سَبِيلِهِ صَفًّا كَأَنَّهُم بُنْيَانٌ مَّرْصُوصٌWaarlijk, Allah houdt van degenen die voor Zijn zaak in rijen vechten.
وَإِذْ قَالَ مُوسَىٰ لِقَوْمِهِ يَا قَوْمِ لِمَ تُؤْذُونَنِي وَقَد تَّعْلَمُونَ أَنِّي رَسُولُ اللَّهِ إِلَيْكُمْ ۖ فَلَمَّا زَاغُوا أَزَاغَ اللَّهُ قُلُوبَهُمْ ۚ وَاللَّهُ لَا يَهْدِي الْقَوْمَ الْفَاسِقِينَEn (gedenk) toen Moesa tegen zijn volk zei: “O mijn volk! Waarom kwetsen jullie mij terwijl jullie zeker weten dat ik de boodschapper van Allah voor jullie ben?” Dus toen zij zich afkeerden (van de waarheid d.m.v. hun beledigingen), maakte Allah hun harten afkerig (van de leiding en het rechte pad). En Allah leidt niet het volk dat verdorven is.
وَإِذْ قَالَ عِيسَى ابْنُ مَرْيَمَ يَا بَنِي إِسْرَائِيلَ إِنِّي رَسُولُ اللَّهِ إِلَيْكُم مُّصَدِّقًا لِّمَا بَيْنَ يَدَيَّ مِنَ التَّوْرَاةِ وَمُبَشِّرًا بِرَسُولٍ يَأْتِي مِن بَعْدِي اسْمُهُ أَحْمَدُ ۖ فَلَمَّا جَاءَهُم بِالْبَيِّنَاتِ قَالُوا هَٰذَا سِحْرٌ مُّبِينٌEn (gedenk) toen Isa, zoon van Maryam zei: “O, kinderen van Israël! Ik ben de boodschapper van Allah voor jullie, de Thora (die) vóór mij (kwam) bevestigend, en geef het goede nieuws van een boodschapper na mij, wiens naam Ahmad zal zijn. Maar wanneer hij tot hen met duidelijke bewijzen kwam, zeiden zij: “Dat is duidelijke toverij.”
وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَىٰ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ وَهُوَ يُدْعَىٰ إِلَى الْإِسْلَامِ ۚ وَاللَّهُ لَا يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَEn wie begaat er een grotere zonde dan degene die een leugen over Allah verzint, terwijl hij tot de islam wordt uitgenodigd? En Allah leidt niet het volk dat onrechtvaardig is.
يُرِيدُونَ لِيُطْفِئُوا نُورَ اللَّهِ بِأَفْوَاهِهِمْ وَاللَّهُ مُتِمُّ نُورِهِ وَلَوْ كَرِهَ الْكَافِرُونَZij willen het licht van Allah met hun monden te doven. Maar Allah zal Zijn licht voltooien zelfs als de ongelovigen (het) haten.
هُوَ الَّذِي أَرْسَلَ رَسُولَهُ بِالْهُدَىٰ وَدِينِ الْحَقِّ لِيُظْهِرَهُ عَلَى الدِّينِ كُلِّهِ وَلَوْ كَرِهَ الْمُشْرِكُونَHij is het Die Zijn boodschapper met leiding en de godsdienst van de waarheid heeft gestuurd om het overwinnend te maken over alle (andere) godsdiensten zelfs als de afgodendienaars (het) haten.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا هَلْ أَدُلُّكُمْ عَلَىٰ تِجَارَةٍ تُنجِيكُم مِّنْ عَذَابٍ أَلِيمٍO, jullie die geloven! Zal ik jullie naar een zaak leiden die jullie van een pijnlijke bestraffing zal redden?
تُؤْمِنُونَ بِاللَّهِ وَرَسُولِهِ وَتُجَاهِدُونَ فِي سَبِيلِ اللَّهِ بِأَمْوَالِكُمْ وَأَنفُسِكُمْ ۚ ذَٰلِكُمْ خَيْرٌ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَDat jullie in Allah en Zijn boodschapper geloven, en dat jullie hard streven en vechten voor de zaak van Allah met jullie rijkdom en jullie leven, dat is beter voor jullie als jullie het maar wisten.
يَغْفِرْ لَكُمْ ذُنُوبَكُمْ وَيُدْخِلْكُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ وَمَسَاكِنَ طَيِّبَةً فِي جَنَّاتِ عَدْنٍ ۚ ذَٰلِكَ الْفَوْزُ الْعَظِيمُHij zal jullie zonden vergeven, en jullie naar de tuinen verwijzen waar rivieren onder door stromen, een prettig verblijf in de tuinen der eeuwigheid, dat is voorzeker een groot succes.
وَأُخْرَىٰ تُحِبُّونَهَا ۖ نَصْرٌ مِّنَ اللَّهِ وَفَتْحٌ قَرِيبٌ ۗ وَبَشِّرِ الْمُؤْمِنِينَEn ook (zal Hij jullie) een andere (zegening geven) waar jullie van houden – hulp van Allah en een nabije overwinning. En geef goed nieuws aan de gelovigen.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا كُونُوا أَنصَارَ اللَّهِ كَمَا قَالَ عِيسَى ابْنُ مَرْيَمَ لِلْحَوَارِيِّينَ مَنْ أَنصَارِي إِلَى اللَّهِ ۖ قَالَ الْحَوَارِيُّونَ نَحْنُ أَنصَارُ اللَّهِ ۖ فَآمَنَت طَّائِفَةٌ مِّن بَنِي إِسْرَائِيلَ وَكَفَرَت طَّائِفَةٌ ۖ فَأَيَّدْنَا الَّذِينَ آمَنُوا عَلَىٰ عَدُوِّهِمْ فَأَصْبَحُوا ظَاهِرِينَO, jullie die geloven! Wees de helpers van Allah zoals Isa, zoon van Maryam, tegen de discipelen gezegd heeft: "Wie zijn mijn helpers in de zaak van Allah?” De discipelen zeiden: “Wij zijn Allah's helpers” Toen geloofde een groep van de kinderen van Israël en een groep van de kinderen van Israël was ongelovig. Dus gaven Wij macht aan degenen die geloven tegen hun vijanden en zij werden de machtigsten.