Surah المُلۡكِ (Al-Faatiha) - Ayah 8

Periode: Mekkaans

67:8

تَكَادُ تَمَيَّزُ مِنَ الْغَيْظِ ۖ كُلَّمَا أُلْقِيَ فِيهَا فَوْجٌ سَأَلَهُمْ خَزَنَتُهَا أَلَمْ يَأْتِكُمْ نَذِيرٌ

Het barst bijna in woede uit. Iedere keer dat daar een groep in wordt geworpen, zal zijn bewaker vragen: “Is er geen waarschuwer tot jullie gekomen?”