Surah الأَعۡرَافِ (Al-Faatiha) - Ayah 156

Periode: Mekkaans

7:156

وَاكْتُبْ لَنَا فِي هَٰذِهِ الدُّنْيَا حَسَنَةً وَفِي الْآخِرَةِ إِنَّا هُدْنَا إِلَيْكَ ۚ قَالَ عَذَابِي أُصِيبُ بِهِ مَنْ أَشَاءُ ۖ وَرَحْمَتِي وَسِعَتْ كُلَّ شَيْءٍ ۚ فَسَأَكْتُبُهَا لِلَّذِينَ يَتَّقُونَ وَيُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَالَّذِينَ هُم بِآيَاتِنَا يُؤْمِنُونَ

En bepaal voor ons het goede in de wereld en in het hiernamaals. Zeker, wij wenden ons tot U.” Hij zei: “Mijn bestraffing laat Ik treffen wie Ik wil en Mijn genade omvat alles. Dat zal Ik schenken aan degenen die godvrezend 1zijn en zakaat geven en degenen die in Onze tekenen geloven.

1 dus het is verplicht om te groeien in je reis naar het hiernamaals, te groeien in het leren kennen van Allah, te groeien in de aanbidding, te groeien om een band te krijgen met de Koran ect.